Kunst & cultuur
Le Marche, cultuur en evenementen
Urbino
De naam Urbino is afgeleid van Urvinum Metaurense, waarbij Urvino in het Latijns gebogen handvat of ploeg betekent en Metaurense verwijst naar de rivier de Metauro die langs de stad stroomt. Reeds in de 9de eeuw vCh. woonden hier de Piceniërs in een kleine nederzetting. De Galliërs verdreven ze in de 5de eeuw vCh. Deze leden op hun beurt een nederlaag tegen de Romeinen in 280 vCh. Na de val van het Romeinse Rijk maakte Urbino verschillende invallen mee: Goten, Byzantijnen en Longobarden. Uiteindelijk schonk Pepijn de Korte het gebied aan de paus en midden 1100 komt Urbino in de handen van de familie Montefeltro, die rond Urbino een heel graafschap zal veroveren van Gubbio tot Pesaro.
Het belangrijkste moment is de heerschappij van Federico III da Montefeltro, de stad zal bloeien zoals nooit tevoren, met een hofleven dat zich kan weerspiegelen aan dat van Lorenzo il Magnifico in Florence. Daarna gaat de macht over in de handen van Della Rovere, maar in 1631 komt er een einde aan de macht van deze familie over Urbino; de laatste hertog sterft zonder nazaten en Urbino komt dan uiteindelijk definitief onder het gezag van de pausen. De familie Albani zal de stad nog een paus leveren, Clemens XI, die de stad weer wat grandeur zal bezorgen in de 18de eeuw, maar al gauw staan hier ook de Franse troepen aan de stadspoorten. In 1860 zal de stad deel uit gaan maken van het nieuwe Italiaanse koninkrijk.
Meer dan Florence nog wordt Urbino gezien als de bakermat van de Renaissance. Urbino dankt zijn ontwikkeling aan de hertog van Montefeltro, die in de 15e eeuw regeerde en een grote kunstliefhebber was. Het Palazzo Ducale, in zijn opdracht gebouwd, illustreert de artistieke en intellectuele idealen van de Renaissance en er werd een beroep gedaan op alle beroemde kunstenaars en architecten uit die tijd. De façade met de verschillende boven elkaar liggende loggia’s deed lang dienst als monumentale ingang van de stad.
In Urbino staat ook het geboortehuis van de schilder Rafael, die hier in 1483 geboren werd. In 1500 werd hij leerling van Perugino, in Perugia. De vaste vormgeving en de zachte verfijning van deze grote schilder vindt men nog tot in de laatste jaren terug, maar bijzonder sterk in zijn eerste werken. In 1509 komt hij in Rome aan als vermaard meester. In die tijd was daar Bramante bezig met de bouw van het Vaticaans paleis. Raffael kreeg van Julius II de opdracht de pauselijke appartementen te versieren. Eind maart 1520 werd hij ziek, en stierf enkele dagen later. Hij werd met de hoogste eer in het Pantheon begraven.
Naast het Palazzo Ducale zijn er nog vele andere bezienswaardigheden, waaronder de Duomo (de domkerk) en het Oratorium van St. Jan de Doper (Oratorio di S. Giovanni Battista), met daarin een goed bewaard gebleven frescoschildering van de geboeders Jacopo en Lorenzo Salimbeni uit 1416. Ook is het geboortehuis van Rafaël Santi te bezichtigen.
Cagli
De oude Romeinse stad Cale, gelegen aan de Via Flaminia, werd al in de 4e eeuw vermeld in de kronieken. Gelegen op een heuvel op de belangrijkste slagader van de consulaire Apennijnen, domineerde deze de vallei. In 1287, toen onder de heerschappij van de kerk, werd de stad door een brand verwoest tijdens de oorlog tussen facties van de Ghibellijnen en de Guelfen. De stad werd herbouwd op de vlakte beneden, waar er al enkele kerken waren die deel uitmaakten van het architectonisch erfgoed van de stad onder de naam St. Angela Papale ter ere van de Soevereine Pontifex. De wederopbouw werd mogelijk gemaakt dankzij de bijdrage van de 57 steden van de Kerkelijke Staat, zoals blijkt uit de wapenschilden in de gelijknamige zaal van het Palazzo Pubblico.
Aan het einde van de 14e eeuw werd Cagli een hoeksteen van het graafschap Montefeltro: de derde grootste stad, een springplank voor de verovering van de gebieden van Umbrië, met Gubbio op de eerste plaats, de favoriete verblijfplaats van de hertog tijdens zijn reizen in het gebied. Francesco di Giorgio Martini bouwde een van zijn onneembare vestingen op de heuvel van de huidige kapucijnen, verbonden met de toren die zich nu nog steeds aan de rand van de stad bevindt: een meesterwerk van militaire techniek, met een ondergrondse passage die onlangs is gerestaureerd. In 1631 maakt Cagli opnieuw deel uit van de Kerkelijke Staat, maar behoudt een onafhankelijk karakter, dankzij de bloeiende ambachtelijke productiviteit van de voorgaande eeuwen.
Er vinden in Cagli vele culturele evenementen plaats, die variëren van tentoonstellingen tot muziek-uitvoeringen. Tekst en proza vinden in het mooie Teatro Comunale een prachtige omlijsting. Tijdens de maand augustus vindt in “Cagli of Music” plaats: op deze avond is er op iedere hoek en plein van het stadje een concert.
De Heilige Week wordt in Cagli op Goede Vrijdag met een indrukwekkende plechtige processie afgesloten: tientallen monniken met een kap en op blote voeten begeleiden de wagen van de Gestorven Christus.
De Historische Spelen Vereniging van Cagli organiseert jaarlijks op de tweede zondag van augustus het “Palio dell’Oca”, het “levende” ganzebordspel. De zaterdagavond daaraan voorafgaand vinden verschillende ceremonies plaats, zoals het bekend maken van de teams en het aanbieden van de votieve olielamp. Er worden traditionele gerechten geserveerd in de openlucht tavernes, er is muziek en er wordt gedansd. Er wordt ook een visie gegeven op het leven in Cagli tijdens de Renaissance, dat onder de Hertog van Urbino een belangrijke stad was. De verschillende ceremonies worden nagespeeld volgens bewaard gebleven protocollen. Kostuums zijn gereconstrueerd naar het voorbeeld van de beroemde schilderijen uit die tijd. Vier teams uit de vier historische wijken van Cagli strijden om het vaandel.
Gubbio
Er bestaat documentatie die wijst op aanwezigheid van prehistorische vestigingen in de streek van Gubbio vanaf midden Paleolithicum. Onlangs zijn er zeer dicht bij de stad archeologische sites teruggevonden uit de Bronstijd. Gubbio was een zeer belangrijk centrum voor de bevolking van Umbri , zoals blijkt uit de Tafelen van Gubbio (3e-Ie eeuw v.C.), het bekendste epigrafisch overblijfsel van Italie uit de periode voor het Romeinse Rijk. Het betreft 7 bronzen tafelen met rituele aanwijzingen voor bepaalde ceremonies en beschrijvingen van de opbouw van de stadstaat “Iguvina” (Gubbio). Vanaf de 3e eeuw v.C. ging Gubbio een verbond met Rome aan.
De volksstam Crustumina verkreeg stadsrechten en Gubbio floreerde in de beginperiode van het Rijk, zoals vandaag de dag nog blijkt uit talloze archeologische overblijfselen (o.a. het Theater). Toen het Romeinse Rijk ten onderging werd Iguvium (Gubbio) vernietigd tijdens de Gotische oorlog. Daarna maakte de stad deel uit (soms met voorspoed) van het Byzantijnse Rijk, maar ontrok zich aan deze heerschappij in de 8e eeuw, om vervolgens meerdere keren door Longobardische koningen bezet te worden. In de loop van de 11e eeuw ging Gubbio over van een bewind onder de bisschop op een eigen gemeentebestuur.
Zowel Barbarossa (1163) als Hendrik VI (1191) lieten aan de consuls van Gubbio een ruime rechtsbevoegdheid en privileges die afgunst opwekten in het nabijgelegen Perugia. In 1217 werd Eugubium (Gubbio) door Perugia verslagen en moest ze afzien van haar ambities om de stad verder uit te breiden. Vanaf 1262 zorgt een Welfische overheersing voor een lange periode van vrede en voorspoed, afgezien van de poging van de Ghibellijnen om zich van de stad meester te maken in 1300. Gubbio kende een groot inwonersaantal, de ambachten ontwikkelden zich (vooral de wolbewerking), er werden nieuwe stadsmuren gebouwd en indrukwekkende gemeentelijke paleizen. Deze vooruitgang komt in 1350 tot een einde als Giovanni Gabrielli stadsheer wordt. Kardinaal Albornoz verslaat in 1354 deze tiran en plaatst Gubbio (met beperkte autonomie) onder het bewind van de Kerk. De stad verzet zich hiertegen in 1376 en niet lang daarna neemt bisschop Gabriele Gabrielli de macht over. Er volgt een periode van onderlinge strijd en tenslotte komt Gubbio onder het bewind van Montefeltro te staan (1384).
De overheersing van graven en hertogen van Urbino (Montefeltro tot 1508, Della Rovere tot 1631), voornamelijk het stadsbestuur van Guidantonio en Federico van Montefeltro, zorgt voor een redelijk florerende periode zowel voor de bevolking als voor de ambachten. Onder het bestuur van Federico wordt er begonnen met de bouw van het Dogenpaleis in Renaissance stijl.
Zelfs tijdens de korte overheersingen van Valentino (1502) en Lorenzo dei Medici (1516-1519) blijft de bevolking van Gubbio trouw aan de Heren van Urbino. De periode onder het bewind van de Kerk wordt gekenmerkt door geleidelijk verval op economisch en politiek vlak. Onder het bewind van Napoleon maakt de stad deel uit van de Cisalpijnse Republiek (1798), van de Romeinse Republiek (1798-1799) en vervolgens, van 1808 tot 1814, van het Italische Rijk. In 1860, vlak na de annexatie bij het Koninkrijk Italië wordt Gubbio bij Umbrië gevoegd.
Het Romeinse theater van Gubbio werd gebouwd in de 1e eeuw na Chr. volgens bouwtechnieken van de Republikeinse periode. Er werden rechthoekige blokken lokale kalksteen gebruikt. De muurvlakken zijn in reliëf bewerkt en de ronde ruimte voor de toeschouwers, met een doorsnede van 70 meter, is in vieren gedeeld door korte trappen vanwaar men de rijen zitplaatsen met gemak kan bereiken. De buitenkant van het theater is omgeven door een dubbele reeks bogen die op pilaren steunen. Het bovenste gedeelte bevatte ook een zuilen-galerij die het gehele theater omringde.
Het geheel aan gebouwen dat bestaat uit het Palazzo dei Consoli, het Palazzo Pretorio en het overhangende plein, dat de twee gebouwen verbindt, werd in de eerste helft van de 14de eeuw gebouwd. Verordeningen uit 1321 en 1322 schreven voor dat beide openbare gebouwen moesten verrijzen op een plaats die aan alle stadsdelen zou grenzen, zonder daar zelf deel van uit te maken. Op deze manier werd er een soort centraal bestuurscentrum ontworpen op een neutrale locatie. Om dit hachelijke project uit te kunnen voeren moest de natuurlijke staat van het terrein ingrijpend gewijzigd worden en was het noodzakelijk de ruimte tussen de twee bouwwerken op te vullen met een hangend plein, één van de grootste ter wereld, steunende op een serie reusachtige bogen. Het geheel heeft een harmonieuze uitstraling en luidt op de een of andere manier voortijdig een nieuwe Italiaanse cultuur in.
Het prachtige portaal in de voorgevel van het Palazzo dei Consoli wordt toegeschreven aan de beeldhouwer Angelo da Orvieto en geeft toegang tot de pinacotheek en het archeologisch museum, waar de wereldberoemde Tafelen van Gubbio zijn uitgestald, de belangrijkste getuigenis van de Italische, pre-Romeinse beschaving.
De kathedraal (Duomo) van Gubbio werd gebouwd in de laatste 20 jaar van de 12de eeuw. Boven het spitsbogige voorportaal prijkt een schitterend roosvenster versierd door een elegante bladerkrans en omringd door de symbolen van de Evangelisten: de adelaar van Johannes, het rund van Lucas, de leeuw van Marcus, de engel van Mattheüs. In het midden van het timpaan bevindt zich het symbool van Johannes de Doper, het Lam Gods. Het interieur is éénbeukig in de vorm van een Latijns kruis. Het dak steunt op 10 grote spitsbogen. Van grote waarde is een houten Christusbeeld, boven het altaar, uit de 13de eeuw, waarschijnlijk uit de Umbrische school. In hetzelfde gebouw van de kathedraal bevindt zich ook het Diocesane Museum.
De Basiliek van Sant’ Ubaldo is vijfbeukig en werd in 1500 gerestaureerd door de Reguliere Lateraanse Kanunniken, aan wie het beheer van het heiligdom was toevertrouwd. Hier bevindt zich het stoffelijk overschot van Ubaldo, beschermheilige van de stad, opgebaard in een kristallen kist bij het fraaie marmeren altaar. In de glas-in-loodvensters zijn scènes uitgebeeld uit zijn leven. De portalen zijn gedecoreerd met fijn beeldhouwwerk en de fragmenten van muurschilderingen in de kloostergang wijzen op de luister en rijkdom van de 16de eeuw.
Vanaf de avond van 15 mei tot aan de eerste zondag van mei van het daarop volgende jaar worden in de recher zijbeuk de beroemde “Ceri” bewaard.
LA CORSA DEI CERI:
Dit is een eeuwenoud feest dat elk jaar op 15 mei wordt gehouden aan de vooravond van de viering van de beschermheilige Ubaldo. De drie ‘Ceri’ (zware handgemaakte houten ‘kaarsen’) hebben een hoogte van ongeveer 4 meter en een gewicht van ongeveer 400 kilo. Ze bestaan uit twee holle achthoekige prisma’s die op elkaar zijn geplaatst en worden verbonden door een centrale as die over de hele lengte gaat. De as wordt aan een houten draagbaar vastgemaakt. Op de top van de Ceri worden de beelden van de drie Heiligen geplaatst: Sant’Ubaldo, beschermer van bouwvakkers en steenhouwers, San Giorgio van handelaars en ambachtslieden, Sant’Antonio van boeren en studenten. De hele gemeenschap van Gubbio is bij het feest betrokken en het voltrekt zich in een ongelofelijk scenario van geluiden en kleuren. In de namiddag, op het toppunt van het feest, begint de grote race: de Ceri worden rennend van het centrum naar de basiliek van S. Ubaldo gebracht over een bepaald parcours. De race wordt beëndigd met smeekgebeden en dankzeggingen tot de Bescherheilige Ubaldo.
De Ceri zijn vanwege hun historische en culturele belang gekozen als symbool van de regio Umbrië.
Assisi
L’ Eremo delle Carceri (de kluizenarij), de plek waar de H. Franciscus zich met enkele volgelingen terugtrok om te mediteren en te bidden, is verscholen in een eeuwenoud steeneikenbos. De kern van het klooster is het oudste gedeelte met haar nauwe doorgangen en trappetjes. In het domein buiten leidt een netwerk van goed begaanbare wandelpaden naar de grotten en cellen waar de broeders als kluizenaars leefden.
Met de bouw van de Basilica di Santa Chiara, en het ernaast gelegen Clarissenklooster, werd in 1257, drie jaar na haar dood en een jaar na de heiligverklaring van de H. Clara, begonnen. Er zijn fresco’s van Puccio Capanna te bewonderen, maar vooral belangrijk zijn de relikwieën van de heiligen van Assisi.
Het Convento di San Damiano (klooster): toen in de zomer van 1205 Franciscus zich had teruggetrokken in dit toenmaals bouwvallige landkapelletje, hoorde hij het Crucifix tot hem spreken, dat hem aanmaande de vervallen kerk op te knappen. De plaats ontleent tevens haar waarde aan het feit dat Franciscus hier tussen 1224-25 het beroemde Zonnelied schreef (Cantico delle Creature). Het éénbeukige interieur is overdekt met een licht spits toelopend gewelf, terwijl de apsis beschilderd is met fraaie fresco’s uit het begin van de 14de eeuw. Het Crucifix boven het hoofdaltaar is een copie, het originele kruis wordt in de hierboven genoemde kerk van de H. Clara bewaard. De houten koorbanken dateren uit 1504. Via een vestibule aan de rechterkant, waar een mooie “Kruisiging” van Pier Antonio Mezzastris (1482) te bewonderen valt, komt men uit in de kloostertuin die verder naar de andere delen van het convent leidt.
De basiliek van San Francesco: met de bouw van deze kerk werd in 1228 begonnen, slechts twee jaar na de dood van Franciscus. In de crypte bevindt zich het graf met de lichamelijke resten van de heilige. De plattegrond van kerk heeft de vorm van een dubbele “T” (de Griekse “Thau” is het geliefde symbool van Franciscus voor het kruis van Christus). In de kerk wordt één van de grootste kunstschatten ter wereld bewaard: de muurschilderingen van Cimabue, Giotto, Simone Martini, Pietro Lorenzetti, die het begin van de Italiaanse schilderkunst inluidden.
Santa Maria degli Angeli: de enorme afmetingen lijken in strijd met de eenvoud die Franciscus predikte, maar waren noodzakelijk om de stromen pelgrims op te kunnen vangen. Deze kerk omvat het kleine kapelletje Portiuncola, destijds onder de naam Santa Maria degli Angeli door de Benedictijner broeders van de Monte Subasio aan Franciscus geschonken, de kern waaruit het eerste klooster is ontstaan. De Kapel van de Transitus, in de rechter zijbeuk, is de plaats waar de Heilige op 4 oktober 1226 stierf.
Fabriano
Een “must” op deze route betreft het Museum van Papier en Watermerk (Museo della Carta e della Filigrana), dat zich in een voormalig klooster van de Dominicanen bevindt. Het museum zet de eeuwenoude traditie van het papier maken voort, waardoor Fabriano bekend en uniek in Europa is geworden. Tijdens de rondleiding krijg je zowel heel oude machines als een grote collectie van oude en moderne watermerken te zien. Bovendien wordt er gedemonstreerd hoe het papier in de middeleeuwen ambachtelijk werd gemaakt. De bijbehorende boekwinkel verkoopt ambachtelijk gemaakte papierproducten.
Dan gaat het verder naar de boog van het Palazzo del Podestà. Dit fraaie openbare Palazzo is gebouwd in de vorm van een brug, waaronder eens de oude stadsrivier stroomde, en is eveneens het punt waar alle vier de stadsdelen samenkomen. Het is gebouwd in 1255 met witte stenen uit Vallemontagnana en daarna meerdere keren veranderd, en bestaat uit drie delen, waarvan het middelste deel de kenmerkende spitsvormige boog over de straat heen en elegante driedelige boogvensters bevat. Aan de binnenkant van de boog bevinden zich interessante fresco’s (13e – 14e eeuw) die scènes van gevechten uitbeelden en ook een raadselachtig rad van fortuin, dat door een vrouwelijk figuur wordt rondgedraaid.
Tegenover het Palazzo del Podestà staat de Fontana Sturinalto (1285) van de architect Jacopo di Grondolo, eveneens de ontwerper van de Fontana Maggiore te Perugia met beeldhouwwerk van Nicola en Giovanni Pisano. Het is niet toevallig dat de fontein van Fabriano, “Sturinalto” genoemd, een soort kopie is van die van Perugia, weliswaar van kleinere afmetingen maar met dezelfde elegante vormen.
Bevagna
Het oude stadje Bevagna is van Romeinse oorsprong en ligt aan de westelijke kant van de vlakte van Foligno aan de voet van de heuvelrug van Montefalco, dichtbij een bocht van de rivier Timia. Het hedendaagse stadsbeeld gaat terug op de middeleeuwse tijd. De Romeinen hadden het oude Mevania aan weerskanten van de Via Flaminia gebouwd, die zodanig als hoofdstraat diende. In latere tijden verplaatste het centrum zich meer naar het zuiden toe.
Aan de Piazza Silvestri staan verschillende interessante bouwwerken: het gotische Palazzo dei Consoli, in een merkwaardige scheve positie t.o.v. het rechthoekige stratennet, de Romaanse kerken San Silvestro (1195 n. Chr.) en San Michele Arcangelo, en in het middelpunt van dit sfeervolle decor, de fontein, een 19de eeuwse reconstructie. De middeleeuwse stadspoorten zijn tot vandaag de dag intact gebleven, weliswaar dankzij heropbouw en restauraties, zoals in 1797 met de Porta San Venanzo en een groot gedeelte van de oude ommuring het geval was.
Talrijk zijn ook de overblijfselen uit vroegere tijden: de resten van een tempel uit de 2e eeuw na Chr. waarop vervolgens de middeleeuwse kerk Madonna della Neve werd gebouwd, het Romeinse theater (2e eeuw na Chr.) dat als fundering dient voor een groep in cirkelvorm gebouwde middeleeuwse huizen langs de oude Via Flaminia, en de bijzonder fraaie mozaïeken met afbeeldingen van zeedieren, die waarschijnlijk deel uit maakten van een oud badhuis.
Macerata
Gedurende de maanden juli en augustus vindt in Macerata het Operafestival plaats. Voor een volledig overzicht van het programma: www.sferisterio.it
Pesaro
Elke zomer vindt in Pesaro gedurende de maand augustus het Rossini Opera Festival plaats. Voor een volledig overzicht van het programma: www.rossinioperafestival.it
Spoleto
De Domkerk, gewijd aan Maria-Hemelvaart, werd aan het einde van de 12e eeuw in Romaanse stijl gebouwd op de plaats van de voormalige kathedraal die door Barbarossa in 1155 was verwoest, en werd door paus Innocentius III in 1198 ingewijd. De façade is horizontaal in drieën verdeeld. Het onderste gedeelte bestaat uit een bijzonder mooi Romaans portaal, dat wordt voorafgegaan door een portiek uit de Renaissance. Het middelste gedeelte wordt afgebakend door een blinde zuilengalerij en heeft een schitterend roosvenster, dat aan beide kanten omgeven wordt door twee kleinere roosvensters. Het bovenste driehoekige gedeelte is onderverdeeld in drie spitsbogige reliëfs waarvan het middelste opgevuld is met een Byzantijns aandoend mozaïek, waarboven nog eens drie roosvensters prijken. Aan de linkerkant verrijst de grote klokkentoren uit de 12e eeuw, gebouwd met Romeins en vroeg middeleeuws bouwmateriaal. Het interieur werd in de 17e en 18e eeuw herbouwd en heeft de vorm van een Latijns kruis met drie beuken en een grote apsis.
Er zijn een aantal interessante kunstwerken te bezichtigen: boven het middelste portaal het bronzen borstbeeld van paus Urbanus VIII, van de beeldhouwer Bernini, de fresco’s van Il Pinturicchio in de Kapel van het Heilige Hart, en vooral de fresco’s in de apsis van Filippo Lippi. Verder muurschilderingen en beeldhouwwerk, een werk van Carracci, en tot slot het graf van Filippo Lippi, in opdracht van Lorenzo il Magnifico, met een opschrift van Poliziano. Vanuit de pastorie, waar zich een archief bevindt met een eigenhandig door Franciscus geschreven brief, kan men afdalen naar de crypte van San Primiano. Deze crypte met tongewelven en fresco’s dateert uit de 9e eeuw en is een zeldzaam voorbeeld van vroeg middeleeuwse kunst en architectuur.
Niet ver van het historisch centrum bevindt zich de Ponte delle Torri, die de heuvel waarop de Rocca ligt, met de berg Monteluco verbindt: de brug is 80 meter hoog en 230 meter lang, en steunt op 10 enigszins spits toelopende bogen. Toegeschreven aan de architect Gattapone, in opdracht van Kardinaal Albornoz gebouwd om het hoogste gedeelte van de stad van water te voorzien en om Monteluco te bereiken, is deze brug ongetwijfeld één van de hoogtepunten van de Middeleeuwse architectuur.
Het Romeinse theater werd in de eerste jaren van het Keizerrijk gebouwd en heeft een doorsnede van 70 meter. Na herhaaldelijke instortingen werd het reeds in de Romeinse tijd herbouwd, waarna het tijdens de middeleeuwen werd bedekt door andere bouwwerken. Pas in 1954 werd het opnieuw ontdekt en blootgelegd. In het Proscenium is nog een gedeelte van de oude vloer te zien. Onder de tribunes door loopt een gang met een tongewelf, die de twee toegangen naar het podium met elkaar verbindt. Daar zijn de gaten voor de palen van het doek nog te herkennen. De façade was versierd met bogen gescheiden door halve zuilen. Tegenwoordig wordt het theater gebruikt voor concerten, balletuitvoeringen en andere culturele manifestaties.
Van 28 juli tot 14 juli vindt in Spoleto het beroemde “FESTIVAL DEI DUE MONDI” plaats: www.festivaldispoleto.com
Contact
Adres
Strada Pigno Monte Martello 82
61043 CAGLI, Italië
Contact
agriturismo.vellaneta@gmail.com
+39 - 333 3230381
+39 - 0721 1830411